Volgens de minister een ‘eerlijke’ verdeling van schaarste….
“Ik zie dat de huidige manier van werken in de wijkverpleging in de toekomst niet langer houdbaar is. Het is belangrijk de schaarste eerlijk en doelmatig te verdelen. Het aantal ouderen en chronisch zieken groeit, terwijl de beroepsbevolking krimpt.” Met deze zinnen opent Hugo de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een veertien kantjes tellend betoog over de bekostiging en het toekomstperspectief voor de wijkverpleging. Een hele uiteenzetting volgt om dit te staven.
Dat we met elkaar moeten veranderen om de zorg toegankelijk te houden, staat niet ter discussie. Echter, hoe kan het zijn dat er vanuit de bekostiging voor de wijkverpleging (Zorgverzekeringswet) en de verpleeghuiszorg (Wet langdurige zorg – Wlz) zo verschillend wordt geacteerd door beleidsbepalers? Zelfs zodanig dat er een totaal verschillend speelveld ontstaat. Naast de opdracht om de zorg toegankelijk én betaalbaar te houden (druk op de wijkverpleging), wordt er gekozen om deze ‘doelstelling’ in het verpleeghuis los te laten en wordt er bovendien een ongelijke concurrentie aangewakkerd om de gunst van zorgpersoneel.
Zorgverzekeraars oefenen een forse en gezonde druk uit op het verbeteren van de doelmatigheid in de wijkverpleging. Binnen de thuiszorg is het credo: gemiddeld minder uur zorg per cliënt om de zorg betaalbaar te houden! Binnen de verpleeghuiszorg geldt een totaal tegengestelde beweging: meer medewerkers voor minder cliënten én extra budget om nog meer medewerkers aan te trekken. Dit leidt niet alleen tot een verstoorde verhouding op de arbeidsmarkt, het creëert ook een tijdelijke wildgroei aan nieuwe functies (van ‘sfeermakers’ tot ‘huisassistenten’) en levert bovendien een verzwaring op van de kosten voor onze ouderenzorg. Hoe steekt dit af tegen de eerder geciteerde woorden van de minister? Of geldt de druk van een toename van het aantal ouderen en chronisch zieken en een krimpende beroepsbevolking alleen voor de wijkverpleging? Voor een bestuurder van een middelgrote thuiszorgorganisatie zijn deze twee hierboven beschreven bewegingen niet te rijmen.
Ter illustratie een succesverhaal dat onlangs is breed is gedeeld in verschillende media: “Bij zorggroep Alliade uit Heerenveen zijn sinds begin dit jaar 120 zogeheten woonleefassistenten in dienst. Met deze nieuwe functie denkt de organisatie verzorgenden meer vrij te kunnen spelen. Alliade betaalt het extra personeel uit de 2,2 miljoen euro die ze krijgt uit het budget dat de overheid heeft uitgetrokken om de kwaliteit van de verpleeghuiszorg te verbeteren. Zorginstellingen konden daar plannen voor indienen. Aan het eind van het jaar worden die geëvalueerd.”
Verderop in het artikel wordt een korte beschrijving gegeven van de taken van de nieuwe functie, te weten: “Zij doen veel met bewoners aan welzijn en dagbesteding. In veel woonkamers koken bewoners zelf en zij helpen ze daarbij. Voorheen smeerden verzorgenden ook de boterhammen voor de bewoners. Dat wordt nu door de woonleefassistenten gedaan, zodat de verzorgenden meer aan hun eigenlijke taken toe komen.”
Binnen de wijkverpleging streven we naar een zo lang mogelijk zelfstandig leven. De dagelijkse activiteiten zoals boodschappen doen of een maaltijd bereiden worden aangegrepen en zijn bewezen interventies in het stimuleren van zelfstandigheid en bevordering van het welzijn en welbevinden van burgers. De beweging die binnen het verpleeghuis is ingezet heeft niets meer van doen met het bevorderen van de kwaliteit van zorg. Het maakt bewoners meer afhankelijker en verstoort de impuls om ook binnen deze sector te werken aan een bestendig beleid en de door de minister geroemde ‘eerlijke verdeling van schaarste’. Al vind ik eerlijk in deze context wel een heel vreemd begrip geworden……
Ik ben erg benieuwd of er in navolging van de wijkverpleging ook een integraal toekomstplan komt voor de gehele ouderenzorg…